Twee Vlaamse auteurs, Ann De Craemer en debutante Feline Minne, keren terug naar hun kindertijd, met sterk verschillende resultaten. Mark Cloostermans
In de essaybundelEen bepaald idee van de wereld citeert Alessandro Baricco de Duitse dichter Novalis, meer bepaald diens antwoord op de vraag 'wat volgens hem de zin van zijn kunst was, wat het doel was waar hij op mikte'. Novalis' antwoord: 'Ik ga altijd naar huis, altijd naar het huis van mijn vader.'
De terugkeer naar 'thuis' (lees: kindertijd en jeugdjaren) is ook een bekend gegeven in de Vlaamse literatuur. Het Vlaamse gezinsleven, meestal op het platteland en/of in weinig ontwikkelde milieus, is door tientallen van onze auteurs beschreven, generatie na generatie. Die traditie is weer twee titels rijker geworden:Kwikzilver enMedea en ik.
Herkenbaar
Kwikzilver gaat over Paula Van Hauwaert, de grootmoeder van Ann De Craemer, wier derde roman dit is. Het verhaal begint als Paula naar een bejaardentehuis verhuist, waarna De Craemer teruggaat in de tijd en haar grootmoeders leven, aan de Herder-straat in Tielt, samenvat.
Voor iemand van De Craemers (en mijn)…Lire la suite
In de essaybundelEen bepaald idee van de wereld citeert Alessandro Baricco de Duitse dichter Novalis, meer bepaald diens antwoord op de vraag 'wat volgens hem de zin van zijn kunst was, wat het doel was waar hij op mikte'. Novalis' antwoord: 'Ik ga altijd naar huis, altijd naar het huis van mijn vader.'
De terugkeer naar 'thuis' (lees: kindertijd en jeugdjaren) is ook een bekend gegeven in de Vlaamse literatuur. Het Vlaamse gezinsleven, meestal op het platteland en/of in weinig ontwikkelde milieus, is door tientallen van onze auteurs beschreven, generatie na generatie. Die traditie is weer twee titels rijker geworden:Kwikzilver enMedea en ik.
Herkenbaar
Kwikzilver gaat over Paula Van Hauwaert, de grootmoeder van Ann De Craemer, wier derde roman dit is. Het verhaal begint als Paula naar een bejaardentehuis verhuist, waarna De Craemer teruggaat in de tijd en haar grootmoeders leven, aan de Herder-straat in Tielt, samenvat.
Voor iemand van De Craemers (en mijn) generatie zal het beeld van grootmoeders huis heel herkenbaar zijn. Aan de deur hangen 'kattenstaarten' om de vliegen buiten te houden. De voordeur wordt zelden gebruikt; iedereen komt 'langs achter'. Het huis van grootmoeder heeft een 'voorplaats' die alleen betreden wordt bij grote feestelijkheden.
Ook van de partij: het verzet tegen een veranderd Vlaanderen, verpersoonlijkt door dat ene familielid dat zich ziekelijk vastklampt aan zijn bescheiden afkomst - hier nonkel Wilfried, die met 'mijn klak en mijn overall en mijn gewone praat' weigert om Paula op te zoeken in Residentie Adagio, nochtans een doodgewoon OCMW-rusthuis.
Die herkenbaarheid is niet onprettig -Kwikzilver lezen heeft iets van een lekker warm bad nemen - maar spannende lectuur wil het niet worden. De Craemer tracht 'grootmoeders wegglippende verhalen' (zoals druppeltjes kwikzilver die wegglippen uit een kapotte thermometer) vast te leggen, en serveert ons een resem banale familieanekdotes. Haar hoogdravende, sentimentele stijl verhoudt zich tot de banale inhoud van het boek, zoals de tang zich verhoudt tot het varken.
In grootmoeders laatste ogenblikken verliest De Craemer definitief de pedalen, met zinnen over 'de realiteit (...) die mijn hoop vertrappeld op de grond had achtergelaten'. 'Verdriet is een mes', schrijft ze elders, 'waarvan de tijd de vlijmscherpe punt botter maakt, maar onder het litteken blijft het gemis ook na twintig jaar sluimeren.'
En verliest Paula aan het begin van het boek haar huisje door onteigening, dan krijgt ze aan het eind een nieuw huis van Ann De Craemer: dit boek. Een 'gouden paleis van herinneringen' dat niet 'door de tijd kan worden gesloopt'.
Ongelukje
Medea en ik is duidelijk debutantenproza. De stijl is hier en daar wat houterig, de structuur van het boek zo goed als afwezig - maar wat Feline Minne wel juist krijgt, is de toon.
Medea en ik is het onverwachte resultaat van een schoolopdracht: de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten verplicht haar kunstenaars-in-de-dop om in een 'reflectieverslag' uit te leggen waarom ze kunstenaar willen worden. Minne, de achterkleindochter van kunstenaar Georges Minne, schreef een verhaal over de volwassenen tussen wie zij als kind als een hete aardappel heen en weer geschoven werd.
Haar moeder is te druk bezig met haar modellencarrière om zich te bekommeren om haar 'ongelukje'. Felines vader is mentaal niet zeer stabiel. De meeste tijd brengt Feline dan ook door op de boerderij van haar mythomane tante Medea, in Sint-Martens-Latem. Medea is eenlarger than life-personage. Ze is bijgelovig en zelfzuchtig, en verstrikt iedereen in haar web van leugens. 'Ze hing om mij heen als een winterjas bij een hittegolf', schrijft Minne.
Er valt veel te lachen inMedea en ik, dankzij de totaal van de werkelijkheid afgesneden Medea. Zij die zelfs twee stenen zou kunnen doen vechten, denkt dat ze een proces zal winnen met 'haar charisma als wapen tegen alle wetten'.
Minne presenteert de hoogte- en dieptepunten uit haar kindertijd in korte hoofdstukken. Die toon is een milde distantie, alsof de vertelster nog altijd niet goed begrijpt hoe het mogelijk is dat dit haar allemaal overkwam. In de spaarzame stijl en de distantie hoor je echo's uit het vroege werk van Kristien Hemmerechts.
Ik denk niet dat Minne evenveel zal publiceren als Hemmerechts. Gevraagd naar haar plannen, zei ze zich te willen toeleggen op haar beeldend werk. Maar iedereen heeft één boek in zich, en als Minne het bij dit ene, zeer geslaagde tragikomische boekje houdt, is dat geen ramp: beter één keer in de roos geschoten dan een carrière vol liflafjes.
ANN DE CRAEMER
Kwikzilver.
De Bezige Bij Antwerpen, 222 blz., 19,99 ? (e-boek 14,99 ?).
¨¨èèè
FELINE MINNE
Medea en ik.
Houtekiet, 132 blz., 14,99 ?.
¨¨¨èè
Boekenbeurs: 11 november, 13.30 u
Dirk Verhofstadt praat met aanstormende talenten Feline Minne en Karel Joos.
Mark Cloostermans ■
Masquer le texte