De debuutbundel oeverloos van Nisrine Mbarki, wat mij betreft de gedoodverfde winnaar van de C. Buddingh'-prijs 2022, opent met een citaat van de Perzische dichter Mansur Al-Halladj. Ik heb geen idee wat het betekent, want Al-Halladjs woorden staan er in het Arabisch, een taal die ik niet beheers. Tijdens het lezen van oeverloos was ik vaker stuurloos, want naast het Arabisch kom je als lezer ook woorden in het Tamazight tegen, een berbertaal die wordt gesproken in grote delen van Marokko. Wat die taalkeuzes betreft doet Mbarki geen concessies. Aan het slot van haar bundel merkt ze op dat 'een aantal vierkante meter poëzie' alles is wat zij bezit - en onder dat bezit valt dus ook die uitdrukkelijke meertaligheid.
Het knappe van oeverloos is dat Mbarki haar lezers geen moment buitensluit door soms over te schakelen op talen die velen van hen niet zullen beheersen. Dat komt door de zeer rijpe en authentieke stem die in deze gedichten doorklinkt, en door de thematische inb…Lees verder
De debuutbundel oeverloos van Nisrine Mbarki, wat mij betreft de gedoodverfde winnaar van de C. Buddingh'-prijs 2022, opent met een citaat van de Perzische dichter Mansur Al-Halladj. Ik heb geen idee wat het betekent, want Al-Halladjs woorden staan er in het Arabisch, een taal die ik niet beheers. Tijdens het lezen van oeverloos was ik vaker stuurloos, want naast het Arabisch kom je als lezer ook woorden in het Tamazight tegen, een berbertaal die wordt gesproken in grote delen van Marokko. Wat die taalkeuzes betreft doet Mbarki geen concessies. Aan het slot van haar bundel merkt ze op dat 'een aantal vierkante meter poëzie' alles is wat zij bezit - en onder dat bezit valt dus ook die uitdrukkelijke meertaligheid.
Het knappe van oeverloos is dat Mbarki haar lezers geen moment buitensluit door soms over te schakelen op talen die velen van hen niet zullen beheersen. Dat komt door de zeer rijpe en authentieke stem die in deze gedichten doorklinkt, en door de thematische inbedding van de keuze voor meertaligheid. 'Landen bestaan om te verlaten', lezen we al vroeg, en later schrijft Mbarki: 'mijn tong is gespleten uit trouw aan het noorden en het zuiden'. Misschien zijn die expliciete regels zelfs niet eens nodig in deze poëzie, want je voelt aan alles dat Mbarki afrekent met een monocultureel perspectief.
In die afrekening klinkt onmiskenbaar een diepgewortelde drang naar vrijheid door. Toch zijn Mbarki's gedichten evengoed intiem. Haar gedicht 'neus', bijvoorbeeld, doet de lezer recht in het gelaat van een opa kijken: 'het gezicht van mijn grootvader is een wereldkaart / van oorlogen uit de vorige eeuw'. Deze beeldspraak is zeer geslaagd: via de wereldkaartmetafoor legt Mbarki niet alleen de rimpels in het gezicht van de oude man bloot, maar ook de uitgestrektheid van wat hij doorstaan heeft.
Belangrijker nog is dat de 'wereldkaart' de gemiddelde West-Europese lezer dwingt om diens ideeën over de Tweede Wereldoorlog nog eens kritisch tegen het licht te houden. Deze 'tengere grootvader', immers, 'werd naar verre oorden vervoerd / hij streed voor machtige mannen / met zijn Afrikaanse broeders was hij kanonnenvlees in Europa'. Dat postkoloniale perspectief op de gruwelijkheden van 1939-1945 komt nauwelijks voor in de Nederlandstalige literatuur. In Liesbeth Vonhögens proefschrift over de doorwerking van de Tweede Wereldoorlog in de poëzie tussen 1945 en 2005 wordt zelfs niet één gedicht besproken waarin de oorlog op die manier wordt belicht.
Grenzen
Dat maakt duidelijk hoe belangrijk het is dat er dichters als Mbarki opstaan - zeker als ze het lef hebben om met geniale neologismen als 'VOC-bloedbakstenen' te komen. oeverloos is een bundel waarin grenzen worden doorbroken, zoals ook de titel al impliceert: deze poëzie is een stroom van perspectieven en associaties die weigert in de gebaande rivierbedding te blijven. In het gedicht 'poging' fluistert de 'ik' ons toe dat Cortázar de enige schrijver is van wie zij gehouden heeft, en dat valt te begrijpen. Hij was immers de auteur van het hinkelspel, van het doorbreken van de bekende patronen, van het weigeren van een welomlijnd centrum - maar nooit ten koste van de zeggingskracht.
Mbarki demonstreert intussen ook de schaduwzijde van het water dat zich niet laat temmen. Een belangrijk motief in oeverloos is de psychische toestand van de moeder. In het titelgedicht beschrijft Mbarki intens hoe haar familie dammen bouwt om deze oeverloze vrouw in toom te houden, maar uiteindelijk komt er zelfs een PAAZ aan te pas (in Nederland de afkorting voor de Psychiatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis). Toch wordt de moederfiguur in deze poëzie nooit een marionet. In het memorabele gedicht 'ma mère' (ook het Frans doemt in oeverloos geregeld op) klinkt ook van deze vrouw in eerste instantie de kracht door, hoe breekbaar ze tegelijkertijd ook is: 'mama is gebouwd uit cactusbladen / en het lijfje van een bijenkoningin'.
Die kracht gaat van moeder op dochter, want ook de 'ik' schrijft ferm van zich af. 'ik draag de ingewanden van belagers als sieraden op mijn schouders', stelt Mbarki in het biechtgedicht 'lente'. In die intelligente vergelijking vermengt zij het clichébeeld van de versierde vrouw met het beeld van een agressor. Ook in 'gewoontegetrouw' speelt de dichter een boeiend spel met rolpatronen. Daarin schept de 'ik' eerst het bord van haar man vol, 'vol geduld', en 'voor de kinderen snij ik de scherpe randen af en schenk mijn bloed'. Ze toont zich daarmee de vrouw die het offer van haar vrijheid aan het klassieke gezinsleven schenkt, maar daarna rijst er een furie in haar op: 'zinzin vuursplinters uit mijn ogen ontsteken het vuur', en 'ik rits mijn vrouwenhuid vanaf de kruin open'.
Het is bijzonder om daar als lezer getuige van te zijn. Je kunt alleen maar bewonderend denken, met de openingsregel van 'ma mère': dit is iemand uit 'een geslacht des femmes fortes'.
Pluim, 78 blz., 21,99 €.
Verberg tekst